Leerlingen met ADHD
Preventief
Methode 1: observatie gedrag
Uiteraard is het heel belangrijk om het probleemgedrag van de leerling goed te observeren en in kaart te brengen. Wanneer je weet wanneer het probleemgedrag voorkomt en waarom, kan er pas op het gedrag ingespeeld worden.
Turflijst
Allereerst is het belangrijk om te turven hoe vaak het probleemgedrag voorkomt in een bepaalde periode. Wanneer dit in kaart is gebracht kan er een overstap gemaakt worden naar de ABC-methode.
ABC-methode
ABC staat voor Antecedents (dat wat vooraf ging), Behaviour (het gedrag) en Consequences (het gevolg). De ABC-methode legt dus verband tussen het gedrag, datgene wat het gedrag opriep en de gevolgen van het gedrag. Waarschijnlijk is het handiger om iemand anders deze observatie te laten maken. Je kunt ook een les op film opnemen en deze terugkijken.
Observatie van het eigen gedrag
Naast observatie van de leerling kan je ook naar je eigen gedrag als leraar kijken. Dit kan je doen door een positief-negatiefratio. Behalve het zo objectief mogelijk bekijken van het leerlinggedrag, is het namelijk ook raadzaam je eigen gedrag te observeren. Om een positieve sfeer te verkrijgen en individuele leerlingen een competent gevoel te geven, moeten tegenover één correctie of negatieve uitspraak drie positieve staan om weer “neutraal” uit te komen. Door je uitspraken te turven kun je aan de weet komen of je onbewust niet zorgt voor een negatief klimaat. Je kunt dit ten aanzien van je hele groep doen of ten aanzien van het kind met gedragsproblemen. Het is goed mogelijk dat je zo’n kind vooral negatief benadert, omdat het vaak de fout in gaat. Het kind krijgt dan het idee dat het “nooit iets goed kan doen.”
Methode 2: complimenten
Als je leerlingen met ADHD complimenten geeft, groeien ze. Ze maken helaas heel veel “fouten”, waardoor ze maar weinig complimenten krijgen. Als je bewust let op het gewenste gedrag van de leerlingen, kan je ze hiervoor een pluim geven. Dit kan verbaal, maar kan ook non-verbaal.
Een aantal tips om dit concreet toe te passen in de dagelijkse klaspraktijk:
- Lichaamstaal en intonatie dienen aangepast te worden. Een enthousiaste toon past in dit geval;
- De benoeming moet zeer concreet gebeuren. Een voorbeeld van hoe het niet moet: “Goed gedaan, Lies!” Deze benoeming is niet concreet genoeg. Leerlingen met ADHD zullen dit snel naast zich neerleggen en zich verder niet erkent voelen. Een voorbeeld van hoe het wel moet: “Je hebt tijdens dit groepswerk heel goed samengewerkt. Zowel je andere teamgenoten als ik vinden dat je dit super hebt gedaan, doe zo verder!” Deze benoeming is heel concreet. De leerling weet perfect wat hij goed heeft gedaan en blijft dit onthouden.
- Verwoord het compliment ook steeds op een positieve manier. Een voorbeeld van hoe het niet moet: “Je hebt deze keer eens niet valsgespeeld tijdens de quiz.” Dit compliment is negatief geformuleerd. De positieve kanten van de leerling komen niet naar voren. Een voorbeeld van hoe het wel moet: “Je hebt heel goed en eerlijk meegespeeld tijdens de quiz.” De leerling voelt zich erkent en weet wat hij goed deed.
- Complimenten van het gewenste gedrag geef je best meteen nadat dit gedrag zich voordeed. Op deze manier blijft er een logisch verband bestaan tussen de twee.
Methode 3: lessenroosters en takenlijsten zichtbaar maken
Leerlingen met ADHD vinden het moeilijk om zelfstandig hun taken en leermomenten te plannen, dit kan voor heel wat frustraties zorgen die ze later willen uitwerken. Je helpt hen door lesroosters en takenlijsten op een zichtbare plaats in de klas te hangen. Overigens profiteren ook de kinderen zonder ADHD van zulke geheugensteuntjes.
Wanneer de leerlingen moeite blijven hebben met plannen en je merkt dat ze meer gefrustreerd raken, kan je altijd een sessie leren-leren met hen uitproberen. Hierbij werk je specifiek rond het gebruik van de agenda als een gebruiksvriendelijke tool en je haalt regelmatig de agenda op van de leerling in kwestie. Wanneer hij of zij feedback hierover krijgt, zal hij of zij meer zelfvertrouwen winnen en de frustraties zullen wegebben.
Reactief
Methode 1: time-out
In veel scholen buitengewoon onderwijs kunnen leerlingen die even geen blijf meer met zichzelf weten afkoelen in een afkoelruimte. Dit kan hen helpen om even alles op een rijtje te zetten en rustig te worden.
Wanneer scholen kiezen om een afkoelruimte te gebruiken, moet er ook wel iets nuttigs gebeuren in deze tijd dat de leerling niet aanwezig is in de klas. De leerling dient een formulier in te vullen waarin hij nadenkt over wat er net gebeurd is en hoe dit komt. De leraar dient hetzelfde in te vullen. Na de les bespreken leraar en leerling dit. Door de terugkoppeling dienen zowel leraar als leerling na te denken over hoe probleemgedrag kan ontstaan en hoe het in de toekomst vermeden kan worden.
De benodigdheden voor een time-outruimte zijn een stoel, het formulier, een potlood met gom en een kookwekker. De leerlingen kunnen deze kookwekker steeds instellen op tien minuten, zodat ze duidelijk weten wanneer het tijd is om weer naar de klas terug te keren. De afkoelruimte kan ingericht worden in de gang.
Methode 2: beweging
Wanneer kinderen met ADHD even geen blijf met zichzelf weten en je merkt dat ze gefrustreerd raken, laat het dan toe om even te bewegen. Dit kan bijvoorbeeld door de leerling even de gang op en af te laten wandelen. Daarna zal het kind zich beter voelen en terug geconcentreerd kunnen werken.
Methode 3: een negatieve aanpak werkt niet
Het richten op het negatieve gedrag werkt niet. Het zorgt er enkel voor dat je in een vicieuze cirkel terecht komt waar leerlingen niet luisteren, er vervolgens een straf komt, ze luisteren weer niet en er volgt opnieuw een straf. Dit heeft tot gevolg dat er een ongelukkige leerling, een vervelende sfeer in de klas en veel frustratie ontstaat. Het is voor een leerling met ADHD te moeilijk om uit negatief geformuleerde vermaningen de vertaling te maken naar wat het gewenste gedrag is. Zeggen wat je wél wilt bereiken, heeft meer effect.
Een voorbeeld van een zinloze reactie: “Stop met spreken.”
De leerling kan niet goed vertalen wat nu het gewenste gedrag is. Probeer het daarom op een positieve manier om te draaien: “Ik wil dat je je omdraait en naar mijn uitleg luistert.”
Nu weet de leerling exact wat het moet doen om gewenst gedrag te vertonen.
Methode 4: spanningsontlading door humor
Erge woedeaanvallen kunnen vermeden worden door te reageren met humor. Deze humor mag niet spottend gebeuren. Deze aanpak heeft vaak succes bij leerlingen die zeer intelligent zijn en meer kans hebben op slagen. Wanneer de leerling of de klas er zelf niet mee kan lachen, heeft dit optreden geen zin. Het is belangrijk om steeds neutraal te blijven, want iemand belachelijk maken of kwetsen, is uiteraard onaanvaardbaar. Je mag daarnaast niet overdrijven. Het moet “echt” grappig blijven, leerlingen voelen dit meteen aan.
Blijf steeds kalm!
Wanneer de leerling regelmatig probleemgedrag vertoont dan is de laatste tip en vaak de belangrijkste om altijd kalm te blijven. Een leerling heeft niet altijd controle over de situatie. Als je echt niet weet wat je nog kan doen om de situatie te verbeteren, probeer dan met collega’s te overleggen of stap bijvoorbeeld naar het CLB. Zij helpen je graag verder naar andere professionele instanties die hulp kunnen bieden.
Methode 4: duidelijkheid creëren
Voor de leerlingen is het belangrijk dat alle opdrachten en toetsen zeer duidelijk en afgelijnd worden afgenomen. Het moet exact duidelijk zijn welke opdrachten men moet maken en hoe lang men per opdracht krijgt. De leerkracht kan bijvoorbeeld werken met genummerde opdrachten die kunnen worden afgestreept.
Methode 5: afspraken over praten en stil zijn zichtbaar maken
Voor veel leerlingen is het moeilijk om in te schatten of een situatie zich leent tot kletsen, overleg of stilte. Zeker leerlingen met ADHD hebben hier moeite mee. Duidelijke regels hierover helpen een kind om zich gepast te gedragen.
Een manier om dit meer visueel te maken is het gebruik van een verkeerslicht. Wanneer het licht op rood staat, moeten de leerlingen in stilte werken. Rood gebruik je wanneer leerlingen een individuele oefening moeten maken of een begeleid zelfstandig werk. Staat het verkeerslicht op oranje dan mogen de leerlingen zachtjes overleggen met andere leerlingen die in hun nabije omgeving zitten. Maak hierbij duidelijk wanneer het geluid te storend wordt. Oranje wordt gebruikt tijdens groepswerken of paarwerk. Staat het verkeerslicht op groen, dan kunnen de leerlingen gewoon praten. Dit kan je bijvoorbeeld doen tijdens een klasdiscussie of een onderwijsleergesprek. Hierdoor wordt er op een rustige manier in de klas gewerkt. De leerlingen moeten zich ook aan de afspraak houden. In de bijlage staat er een verkeerslicht dat kan worden geknutseld.
Het gebruik van het verkeerslicht is geïnspireerd vanuit het Daltononderwijs.
Een andere manier om de afspraken meer visueel te maken voor leerlingen met ADHD is het gebruik van pictogrammen. Het nut van pictogrammen wordt vaak onderschat. Zo kunnen er vooraan een aantal pictogrammen hangen die de leerlingen helpen met het onthouden van enkele klasregels, maar ook op de bank of eventueel het concentratiescherm kan je pictogrammen aanbrengen. Op deze manier weet de leerling veel beter wat er van hem verwacht wordt.
Methode 6: goede lesstructuur
Kinderen hebben nood aan een goede lesstructuur. Leerlingen weten op deze manier duidelijk waar ze aan toe zijn en kunnen zich beter concentreren. Een les bestaat altijd uit een motivatie-, uitvoerings- en afrondingsfase.
Het belangrijkste van dit lesverloop zit verscholen in deze zogenaamde motivatiefase, de leerlingen zin doen krijgen om les te volgen. Nu blijkt echter dat deze meestal inhoudelijk wel in orde is en de leerlingen dit meestal zeer leuk vinden, maar de structuur ontbreekt. Volgende zaken zouden zeker in een motivatiefase moeten zitten:
- De leerlingen begroeten. Dit zorgt ervoor dat ze zich welkom voelen en de leerlingen beseffen dat de speeltijd of de vorige les voorbij is. Dit creëert een moment van rust.
- Jezelf kort even voorstellen (indien je voor het eerst in de klas komt). De leerlingen vinden dit heel interessant, aangezien ze willen weten wie er voor hen staat.
- Een klein kennismakingsmoment voorzien met de leerlingen (tevens indien je voor het eerst in de klas komt).
- Een uitgewerkte aanknoping met de les. Dit doet iedere leraar opdat de leerlingen goed weten waarover de les zal gaan.
- Duidelijke uitleg over wat er zal komen. Vaak vergeten leraren om nog eens extra stap voor stap duidelijk te maken wat er de volgende les allemaal aan bod zal komen.
- Het invullen van de agenda.
Als leraren op deze manier te werk gingen en dit zo élke les opnieuw toepassen, weten leerlingen hoe de structuur van de les in elkaar zit. Nog beter zou zijn moest iedere leraar van de school dit toepassen, zodat de overgang naar verschillende leraren zo klein mogelijk wordt.
Methode 7: concentratiescherm
Laat leerlingen tijdens testmomenten of wanneer de leerling er naar vraagt gebruik maken van een concentratiescherm. Deze schermen bevorderen de concentratie door visuele prikkels en geluidsprikkels te reduceren. De leerlingen worden op deze manier gestimuleerd enkel bezig te zijn op de taak of de test. Ze worden niet afgeleid en zullen betere resultaten boeken.
Deze methodiek is geïnspireerd uit de observaties van de KIDS. Een leerling die zich niet goed kon concentreren werd achterin de klas gezet met een concentratiescherm. Hij had de vrije keuze indien hij het scherm al dan niet kon gebruiken. Dit slaat terug op de zelfdeterminatietheorie, meer bepaald op autonomie.