top of page

Algemeen storend gedrag

Vaak zijn er heel wat leerlingen die de klas op stelten zetten. Daarom kan het helpen om in het algemeen na te denken hoe je het best op iedereen reageert. Hieronder zijn dan ten slotte ook een aantal methodieken die in bijna elke situatie van pas kunnen komen.

Methode 1: reageren op het niet-naleven van de afspraken

Het is heel erg belangrijk als leraar dat je reageert wanneer leerlingen de afspraken niet naleven. Uiteraard is het een beetje de eigen stijl die hierin meespeelt. Sommige leraren laten de leerlingen eerder op het beloop, anderen reageren meteen. Er zijn enkele tips die kunnen helpen om op een correcte manier te reageren wanneer leerlingen negatief gedrag vertonen, zonder dat het echt probleemgedrag wordt.

 

-       Geef bij (beginnende) overtredingen alleen een non-verbale waarschuwing. Praten kan altijd nog. Meestal is een blik of een gefronste wenkbrauw al voldoende om het gedrag te doen stoppen. Dit kan je ook afspreken met het kind op voorhand. Zo weet hij wanneer hij te ver gaat en grensoverschrijdend gedrag vertoont.

-       Loop in de richting van het betreffende kind (vaak al afdoende) of leg een hand op zijn schouder (kan niet bij alle kinderen) of verplaats het speeltje/boek/… waar het mee zit te wriemelen. Zo kun je stilletjes, vrijwel zonder te praten en zeker zonder een scène te maken het gedrag stoppen. Overigens zijn er ook kinderen die je beter kunt laten wriemelen.

-       Loop naar het kind en vraag of hij het werk erg moeilijk vindt, dat is namelijk vaak het probleem waardoor andere dingen ineens interessanter worden. Je kunt nu hulp bieden en hebt zo het gedrag gestopt.

-       Als het voorgaande niet (meer) werkt, wijs dan op dat wat er eigenlijk gedaan moet worden. “Ik wil graag dat je je nog even op die som concentreert, anders lukt het misschien niet.”

-       Als er toch echt een vermaning nodig is, geef die dan vóór je gaat ontploffen. Houd hem kort, rustig en zakelijk. Vertel er eventueel meteen een consequentie bij als het verkeerde gedrag niet stopt. Houd het bij één waarschuwing en zorg dat de consequentie wel uitvoerbaar is. Bij hernieuwd in de fout gaan, moet je de consequentie meteen laten volgen, zonder discussie. “Ik wil dat je nu aan je sommen gaat. Je stoort nu andere kinderen en dat vind ik vervelend. Als je weer stoort dan..(zelf invullen).”

-       Een kind dat anderen stoort, tijdelijk uit het groepje (dus alleen) laten werken. Na het werk krijgt het kind uiteraard weer een nieuwe kans. Dus na taal, mag het bij aardrijkskunde weer in het groepje: nieuwe ronde, nieuwe kansen. Het kan dan best wéér fout gaan, maar het kind krijgt op deze manier wel veel kansen om te oefenen. Langer apart zetten werkt echt niet beter dan kort apart zetten en leidt misschien juist tot een negatieve spiraal.

-       Soms helpt het om een storend kind een stukje te laten voorlezen of iets te laten uitleggen. Ook kan het handig zijn juist dát kind even iets te laten wegbrengen. Zo komt het tot zichzelf en heeft het meteen even beweging. Dit is vaak al afdoende. (Horeweg, Afspraken niet naleven, 2016)

Methode 2: verwijzen naar

Dreigen of straffen werkt niet bij elke leerling. Je kan ook verwijzen naar bepaalde waarden of afspraken. Een aantal voorbeelden:

- De persoonlijke relatie: “Doe het voor mij.”

- Fysieke gevolgen in de realiteit: “Straks heb je het koud als je zo in de regen blijft staan.”

- Gemaakte afspraken en ongewenste gevolgen (straffen) die in de behandeling besloten liggen. “Denk aan wat we hebben afgesproken.”

- De eigenwaarde: “Hoe ga je jezelf nadien voelen?”

- De groepscode: “Wat zullen je klasmakkers denken?”

- De narcistische trots: “Dat kun jij toch veel beter!”

- Maatschappelijke gevolgen: “Wat denk je dat je baas later zal zeggen?”

- Het besef van eigen groepsreacties: “Zou jij dat van de anderen dulden?”

- Persoonlijke welwillendheid: “Probeer dat even te vergeten.”

- Hiërarchie en gezag: “Je kent het reglement.”

- Trots in eigen ontwikkeling: “Zou het niet tof zijn als je dat zou kunnen?”

 

Het hangt van de leerling af waar je naar zal verwijzen. Dit kan terugslaan op de klassituatie, de klasgroep en de relatie met de leerling. Bijvoorbeeld: bij een leerling die niet aanvoelt welk gedrag wel en welk gedrag niet in het publiek op zijn plaats is, zal een beroep doen op bepaalde waarden nutteloos zijn.

​

Daarnaast kan je ook bij ontevredenheid bij de leerlingen reageren op deze manier, bijvoorbeeld:

 

Bij leerstof die te moeilijk is: “Ik begrijp jullie, maar het is nu eenmaal belangrijk

dat je dit kent als je de rest verder wilt begrijpen.”

 

Bij een ongeschikt lokaal of een ontevredenheid over een genomen maatregel: “Het

spijt me jongens, maar dit hoeven we niet hier te bespreken, dat moet je bij de directie doen.”

 

Op deze wijze voorkom je een escalatie van ongenoegens en minimaliseer je het

risico in een zinloze discussie terecht te komen waarbij ook je eigen frustraties

aan bod zouden kunnen komen.

Blijf steeds kalm!

Wanneer de leerling regelmatig probleemgedrag vertoont dan is de laatste tip en vaak de belangrijkste om altijd kalm te blijven. Een leerling heeft niet altijd controle over de situatie. Als je echt niet weet wat je nog kan doen om de situatie te verbeteren, probeer dan met collega’s te overleggen of stap bijvoorbeeld naar het CLB. Zij helpen je graag verder naar andere professionele instanties die hulp kunnen bieden.

Methode 3: spanningsontlading door humor

Erge woedeaanvallen kunnen vermeden worden door te reageren met humor. Deze humor mag niet spottend gebeuren. Deze aanpak heeft vaak succes bij leerlingen die zeer intelligent zijn en meer kans hebben op slagen. Wanneer de leerling of de klas er zelf niet mee kan lachen, heeft dit optreden geen zin. Het is belangrijk om steeds neutraal te blijven, want iemand belachelijk maken of kwetsen, is uiteraard onaanvaardbaar. Je mag daarnaast niet overdrijven. Het moet “echt” grappig blijven, leerlingen voelen dit meteen aan.

Methode 4: spiegelen

Spiegelen is een methode waarbij de leraar het gedrag van de leerling gaat nadoen. Je doet net hetzelfde als de leerling, uiteraard zonder te overdrijven. Je gebruikt steeds dezelfde woorden, intonatie en lichaamstaal. Wanneer leerlingen bijgevolg in de lach schieten is het doel bereikt. Het negatieve gedrag wordt onmiddellijk doorprikt en je hoeft verder geen terechtwijzing te doen. Nadien kan het toch zinvol zijn om nog even terug te koppelen bij de leerling waarom hij dit gedrag deed en dat je dit absoluut niet apprecieert.

Methode 5: misten

De methodiek misten houdt in dat je je als een soort “mistbank” opstelt, waardoor leerlingen verward raken en ze het effect van het lastige gedrag niet meer zien. De voorwaarde om deze techniek correct toe te passen is oefening. Een voorbeeld van deze methodiek:

 

Een leerling wordt op de speelplaats door de leraar terechtgewezen en een andere

leerling maakt achter zijn rug een opmerking: “oude zak”. Reactie van de leerkracht die, terwijl hij zich omdraait zijn broekzak of vestzak binnenste buiten keert: “die is helemaal niet oud.” Iedereen schiet in de lach en kijkt naar de leerling die nu wel moet meelachen.

​

Nadien kun je dan in een persoonlijk gesprek de betrokken leerling erop wijzen dat dit gedrag onaanvaardbaar is en duidelijk maken waarom je hem niet in groep hebt willen uitdagen met een opmerking of door straf te geven.

Methode 6: afkoelruimte

In veel scholen buitengewoon onderwijs kunnen leerlingen die even geen blijf meer met zichzelf weten afkoelen in een afkoelruimte. Dit kan hen helpen om even alles op een rijtje te zetten en rustig te worden.

 

Wanneer scholen kiezen om een afkoelruimte te gebruiken, moet er ook wel iets nuttigs gebeuren in deze tijd dat de leerling niet aanwezig is in de klas. De leerling dient een formulier in te vullen waarin hij nadenkt over wat er net gebeurd is en hoe dit komt. De leraar dient hetzelfde in te vullen. Na de les bespreken leraar en leerling dit. Door de terugkoppeling dienen zowel leraar als leerling na te denken over hoe probleemgedrag kan ontstaan en hoe het in de toekomst vermeden kan worden.

Methode 7: gedragscontract

Wanneer leerlingen geen blijf met zichzelf weten en de leraar merkt dat geen enkele opmerking werkt, kan men proberen over te schakelen naar een gedragscontract. Dit is een contract waarin de leerling zelf opschrijft welk ongewenst gedrag hij in de klas uitvoert. Daarna moet hij opschrijven wat hij kan doen om dit gedrag om te buigen naar positief gedrag en hoe hij dit zal doen. Als het hem niet lukt dit gedrag te vertonen zullen er consequenties aan vasthangen die de school kan bepalen. Zowel de klasleraar als de ouders en de leerling ondertekenen dit contract.

Methode 8: bindende veranderingen doorvoeren

Als blijkt dat de leerlingen ondanks alle preventieve maatregelen en reacties van de leraren niet willen luisteren, moeten er soms bindende veranderingen doorgevoerd worden. Deze bindende veranderingen vormen de laatste stap in het proces.

​

Co-teaching

Een bindende oplossing kan het leiden van een klas zijn door twee leerkrachten. Dit wordt co-teaching genoemd. De gedeelde verantwoordelijkheid heeft betrekking op planning, instructie en evaluatie van het onderwijs aan een klas. Leraren kunnen zelf kiezen hoe ze deze vorm van onderwijzen gebruiken in de klas. Er kan gekozen worden om de groep te splitsen en één groep gaat mee met één leraar en de andere groep blijft zitten. De lessen worden parallel aan elkaar gegeven, maar met andere accenten. Er kan ook gekozen worden om een deel van de klasgroep zelfstandig werk te laten doen met een leraar en het andere gedeelte van de groep luistert naar de instructie van de leraar.

 

Iedere leraar kan dus kiezen voor co-teaching. Veel methodescholen passen deze principes reeds toe in hun dagelijkse praktijk.

​

Splitsing van de klasgroep

Een laatste maatregel die genomen kan worden is het bindend splitsen van de groep. Wanneer het welbevinden van de leerlingen in een groep dermate laag is of wanneer leraren niet meer weten wat ze nog verder kunnen doen kan men opteren voor deze maatregel.

​

bottom of page